Slagen of falen? Wat bepaalt of je van je verslaving herstelt of niet?

Verslaving is een hardnekkig probleem, maar gelukkig kunnen veel cliënten met de juiste hulp herstellen. Maar wat zijn de factoren voor hun succes? Wat bepaalt of een cliënt zijn of haar verslaving weet te overwinnen of juist keer op keer terugvalt? Kun je dat beïnvloeden? Vier deskundigen geven hun mening. Over de bril van de cliënt (én die van de hulpverlener!), over een goed getimede terugval, ziekmakende communicatie en naar buiten gaan zonder paraplu.

Lieke Knapen, GZ-psycholoog forensische verslavingszorg
“Als je bij de eerste weerstand van de cliënt opgeeft, bevestig je het negatieve beeld dat sommige cliënten van zichzelf hebben”

“Als je verslaafd raakt, kan dat om zich heen grijpen en alles overnemen. Het is dus belangrijk dat mensen weer zinvol werk hebben, een sociaal netwerk opbouwen en prettige activiteiten ondernemen, bijvoorbeeld sporten of een hobby. Maar dit soort ‘bekrachtigers’ – beloningen van gezond gedrag – zijn niet altijd voldoende. Veel cliënten die NK binnen de specialistische GGZ behandeld worden, worden steeds weer ingehaald door demonen uit hun verleden. Ze hebben iets naars meegemaakt, en gebruiken een middel om hun emoties te dempen. Als zo’n trauma weer opduikt, is de beloning van het middel er meteen… De beloning van werk of sport laat vaak veel langer op zich wachten.

Op zo’n moment kan een goede hulpverlener doorslaggevend zijn. Het is zo belangrijk dat je er als hulpverlener voor je cliënt bént en dat ook volhoudt. Veel cliënten hebben bijvoorbeeld hun hele leven al gehoord dat ze niet goed genoeg zijn. Daardoor hebben ze misschien de neiging om snel op te geven. Als je dan als enthousiaste hulpverlener weerstand tegenkomt en opgeeft, bijvoorbeeld omdat een cliënt zijn opdrachten niet uitvoert, dan bevestig je het negatieve beeld dat sommige cliënten van zichzelf hebben, omdat je de boodschap herhaalt die ze altijd al gehoord hebben: zie je wel, het lukt toch niet. Juist op dat moment komt het erop aan om die ander níet op te geven. Ander gedrag te laten zien dan ze gewend zijn. Vertrouwen opbouwen, zodat de cliënt ziet: zo kan het ook. Als hulpverlener moet je kunnen zien door welke bril jouw cliënt zichzelf bekijkt, én door welke bril je zelf als hulpverlener kijkt. Hoe snel geef jij het op en trek je de – vaak onterechte – conclusie ‘De cliënt is niet gemotiveerd?’ Als hulpverlener moet je met jouw gedrag ook laten zien dat het echt anders kan.”

Janneke de Jong, behandelaar BasisGGZ
“Als je geen respect hebt voor je cliënt, zullen ze zich ook niet voor je openstellen”

“Ik werk binnen de huisartsenpraktijk, dus vaak hebben mijn cliënten nog geen ernstige verslaving. Dat is meteen ook een heel belangrijke factor. Hoe eerder je hulp zoekt, hoe sneller en vollediger je kan herstellen. Mensen die bij mij komen, hebben meestal nog een baan, een relatie, hobby’s, een huis, geen grote schulden. Ze komen hier zelf, niet onder zware druk van de omgeving, en zijn dus ook gemotiveerd. En bovendien hebben ze vertrouwen in de kans op herstel en in de zorg. Het is belangrijk dat een behandelaar dat vertrouwen niet schaadt. Je moet eerlijk zijn. Als een probleem te complex is, zeg ik: ‘Wat houdt je tegen om specialistische hulp te zoeken?’ Als ik die mensen niet doorstuur naar de specialistische zorg, zullen ze niet slagen, en hebben ze een negatieve ervaring. Je moet dus een goede inschatting maken van de ernst van de problemen.

Verder is het cruciaal dat je als behandelaar respect hebt voor je cliënt, en je niet boven hem of haar opstelt. Als je niet werkelijk respect hebt voor je cliënt, zullen ze zich ook niet echt voor je openstellen. Als mijn cliënten een terugval hebben, biechten ze dat meestal gewoon eerlijk op. En dan zeg ik ‘Oh, fijn.’ Hun reactie is dan natuurlijk ‘Hoezo?’ Dan zeg ik: ‘Toch handig dat het nu gebeurt, nu we elkaar nog zien? Dan kunnen we bespreken hoe je daar in de toekomst mee om kunt gaan.’”

Peter Greeven, hoofd behandelzaken
“De omgeving vervalt vaak in ziekmakende communicatie”

“Er zijn verschillende zaken van belang voor het slagen of falen van een behandeling. Ten eerste dat je een bewezen effectieve methode gebruikt. Er is veel meer onderzoek dan vroeger over wat werkt en wat niet. Maar daarnaast is het cruciaal hoe je je als behandelaar opstelt: de therapeutische relatie. Ben je wel een rolmodel voor je cliënt? Ben je positief, hoopvol, bekrachtig je de vooruitgang en de stappen in de goede richting? Als je als behandelaar cynisch bent geworden en je gelooft het zelf niet meer, dan heeft geen enkele behandeling kans van slagen. Je moet oprecht betrokken blijven en kunnen blijven luisteren, ook na twintig jaar.

Daarnaast gebeurt er buiten de therapie ook veel. Een verslaafde heeft familie en vrienden die vaak na jaren negatieve ervaringen verbitterd zijn geworden. Het is niet vreemd dat het vertrouwen beschadigd is, maar daardoor zijn zij vervallen in ziekmakende communicatie. De verslaafde wordt continu gestigmatiseerd en afgewezen door zijn of haar omgeving. De focus ligt alleen maar op gebruik en mislukking. De omgeving is supergevoelig voor elk negatief signaal en hakt daar dan op in. Begrijpelijk, maar zo drijven ze de verslaafde wel terug naar zijn gebruik en gebruikersvrienden. Zelfs als de verslaafde in herstel is, blijven de boodschappen negatief: ‘Ja, nog maar zien of je het volhoudt’, ‘Nu gaat het goed, maar dat hebben we al vaker gezien’. Dit werkt terugval in de hand. De omgeving moet leren om aandacht te geven aan positieve dingen, zodat ze gewenst gedrag versterken. Daarom moet ook de familie getraind worden, bijvoorbeeld met CRA-FT: Community Reinforcement Approach-Family Training.”

Paul Robben, regiebehandelaar NK specialistische GGZ
“Het doorslaggevende moment is als je beseft dat het jouw leven is”

“We weten dat naast individuele factoren ook omgevingsfactoren heel belangrijk zijn. Als je weer een fijn contact hebt met je familie, leuk werk hebt, een prettige woning: dan is de kans van slagen groter. Aan de andere kant… juist de verslaving heeft ervoor gezorgd dat je dat fijne contact, die leuke baan en die prettige woning kwijt bent geraakt. Dus hoe voorkom je nu dat dat weer gebeurt? Het gouden ei wat mij betreft, als dat er al is, is dat je de verantwoordelijkheid weer bij de cliënt kunt terugleggen. Die heeft in de loop van de tijd vaak alle schuld buiten zichzelf gelegd. Bijvoorbeeld dat hij thuis nooit heeft geleerd om voor zichzelf op te komen. Maar dat hoeft nu niet meer zo te zijn. Je moet een behandelrelatie opbouwen waarin je dat bespreekbaar kunt maken, niet te confronterend, maar wel met als doel denkfouten te doorbreken en je cliënt verder te helpen.

Tenzij je ontoerekeningsvatbaar of handelingsonbekwaam bent verklaard, ben je zelf vanaf je achttiende verantwoordelijk voor je leven. Als je veertig bent en zegt ‘Mijn vrouw is onaardig tegen mij, dus moet ik gewoon drinken’, dan kan ik vaak de neiging om te lachen moeilijk onderdrukken. Dan vraag ik: ‘Loop je ook zonder paraplu naar buiten als het regent en zeg je dan: ach, ach, het mag niet regenen?’ Niemand dwingt je te gebruiken. Ja, er zijn factoren die het lastig maken. Als je ADHD hebt, is het lastiger om niet aan impulsen toe te geven. Maar door coaching daarin kun je wel je gedrag veranderen. Dat geldt ook voor de invloed die verslaving op je hersenen heeft. Betekent dat dat je je gedrag niet meer aan kunt passen? Natuurlijk niet! Je moet rekening houden met die factoren, maar je kunt door het gedrag dat je jezelf aanleert, je hersenen ook weer anders inrichten. Je kunt op elk moment andere keuzes gaan maken. Elke herstelde verslaafde zal dit bevestigen: het doorslaggevende moment is dat je beseft dat het jouw leven is, dat jij het moet doen. Jij moet om hulp vragen als dat nodig is, maar jij blijft zelf de regisseur van jouw leven.”