Wat je zegt, ben je zelf: hoe je met taal iemand kunt helpen of hinderen

Stel, je hebt een cliënt in behandeling en je spreekt af dat hij de komende week contact opneemt met zijn dochter. De volgende keer blijkt hij dat niet gedaan te hebben. Je spreekt af dat hij het dan voor de volgende afspraak doet en de cliënt verzekert je dat hij het echt gaat doen. Maar weer doet hij het niet. Je hebt al een paar keer uitgelegd hoe belangrijk het is om de eigen omgeving te betrekken bij het herstel en je cliënt was het daar mee eens, dus het is onbegrijpelijk voor jou dat hij die stap niet zet. Je voelt je geïrriteerd en gefrustreerd. Waarom werkt je cliënt niet mee? Je wil hem alleen maar helpen! Bij de casusbespreking zeg je tegen je collega’s dat je niet weet hoe je verder moet. Je hebt het idee dat de cliënt gewoon niet wil. In je aantekeningen schrijf je: “Cliënt is niet gemotiveerd en zit niet in de samenwerking.” Herken je deze gedachten? Kloppen ze eigenlijk wel…? Wil je weten hoe jij ervoor kunt zorgen dat de samenwerking wél soepel loopt? Lees dan vooral verder!

Angela Aarts, ervaringsdeskundige bij NK, geeft trainingen Herstelondersteunend werken aan hulpverleners (HOW) waarin ‘herstelondersteunende taal’ een belangrijk rol speelt. Angela is hier heel duidelijk over: als een hulpverlener dit soort dingen in het dossier zet, is er inderdaad iets grondig mis met de samenwerking. Maar dat ligt dan niet zozeer aan de cliënt… Angela: “Zo’n opmerking dat de cliënt niet gemotiveerd is of niet in de samenwerking zit, dat zijn dooddoeners. Bijna letterlijk. Met zo’n opmerking houdt alles op. Dit is taal die mensen niet samenbrengt, maar van elkaar scheidt. Als je zo’n uitspraak doet, kleur je de realiteit vanuit je eigen perspectief. Terwijl je ook zou kunnen doorvragen. En dan op zo’n manier dat je de ander helpt en niet hindert. Je kunt vragen ‘Waarom heb je dit niet gedaan?’ maar nog veel beter: ‘Hoe komt het dat het niet is gelukt?’ Dat voelt totaal anders! Zeker als je daarna vraagt: ‘En wat heb je nodig om dit wel te kunnen doen?’”

Te hoog gegrepen?

Taal die het herstel ondersteunt, is positieve taal. Angela: “Als je wilt dat mensen groeien, leg dan niet de nadruk op wat er mis gaat, maar op wat er al goed gaat en wat er nodig is voor de volgende stap. Heeft een cliënt een doel dat – in de ogen van de hulpverlener – niet realistisch is? Dan kun je zeggen ‘Dat is te hoog gegrepen voor jou’, want je wil natuurlijk niet dat iemand teleurgesteld raakt doordat een project mislukt. Maar je kunt ook zeggen: ‘Nou, laten we eens kijken welke stappen er nodig zijn om dit te bereiken.’ Wat kan iemand al goed, welke vaardigheden kan hij of zij nog ontwikkelen en hoe kun jij daarbij ondersteunen?”

Wat zegt wat je zegt over jou?

De cliënt kan het niet, de cliënt wil het niet… In de taal die hulpverleners hanteren, zitten soms een heleboel aannames. Angela: “Natuurlijk moet je jezelf niet continu censureren, maar als je merkt dat jij iets zegt als ‘De cliënt weigert de geboden hulp’, dan zou er wel een lampje moeten gaan branden. Want weet je wel wat er eigenlijk aan de hand is? Misschien is er net iets heel vervelends gebeurd. Misschien zijn er problemen thuis. Waarom denk je automatisch dat de cliënt de hulp weigert, dat er sprake is van onwil? Wat zegt dat over jou? Vaak is dit gebaseerd op ervaringen en dingen die je eerder hebt gelezen, gehoord of gezien en die je hebt gegeneraliseerd, waardoor je iemand meteen in een hokje duwt. Iedereen heeft dit soort onbewuste vooroordelen, maar door stil te staan bij wat je zelf zegt en schrijft, kun je die vooroordelen bewust maken en er anders mee omgaan. ”

Oprechte aandacht = maatwerk

Dat ‘anders omgaan met’ is uiteindelijk iets dat zowel heel eenvoudig als heel fundamenteel is: oprechte aandacht. Angela: “Als jij als hulpverlener – en eigenlijk ook gewoon als mens – echt geïnteresseerd bent in de ander, je werkelijk vanuit nieuwsgierigheid en betrokkenheid probeert te verplaatsen in wat de ander bezighoudt en hoe het allemaal werkt bij hem of haar, dan voorkom je ook dat je in de valkuilen van je eigen vooroordelen valt en taal gaat gebruiken die alleen maar remt en blokkeert. Oprechte aandacht betekent dat je iemand ziet als een individu, als een mens zoals jij dat ook bent. Het is de enige manier waarop je maatwerk kunt leveren en niet alleen maar kijkt naar het label dat iemand heeft.”

Nuttige labels?

En daarin kan zelfs de meest welwillende, op zichzelf reflecterende hulpverlener ook nog wel dilemma’s tegenkomen. Want een diagnose is nu eenmaal óók een label. Een verslaving en/of andere aandoeningen zoals ADHD, borderline, autisme, een verstandelijke beperking… Diagnoses kunnen ook nuttige labels zijn die kunnen helpen om rekening te houden met iemands sterke en minder sterke kanten. Maar waar ligt dan precies de grens tussen rekening houden met of iemand in een hokje plaatsen?

Angela: “Een diagnose plaatst iemand in een kader, maar je weet nooit met zekerheid waar in dat kader je iemand kunt plaatsen. Een diagnose bepaalt welke vragen je kunt stellen, maar niet welke antwoorden je krijgt. Iedereen heeft zijn eigen unieke combinatie van eigenschappen en ervaringen. Een diagnose kan helpend zijn om een passende, effectieve behandeling aan te bieden. Maar die behandeling werkt vervolgens alleen maar als jij als hulpverlener écht een connectie kunt maken met de ander. Dat lukt door de mens achter de diagnose te zien. Dat betekent dat je met echte interesse het gesprek aangaat, open vragen stelt en nadruk legt op wat er wél kan, wat er wél goed gaat. Samenwerking is iets dat je samen doet. Als je zegt dat een cliënt niet in de samenwerking zit, zit jij dus ook niet in die samenwerking. Samenwerking wil niet zeggen dat de cliënt doet wat jij wil… Als jullie echt samen werken aan het herstel van jouw cliënt, en op een goede manier met elkaar communiceren, komt niet alleen de cliënt maar ook jij als hulpverlener tot nieuwe inzichten.”