Hoe ga je om met een cliënt met een licht verstandelijke beperking? LVB bij de Verslavingsreclassering: “Wees alert op LVB, het is absoluut geen uitzondering!”

In Nederland functioneren naar schatting ruim een miljoen mensen op het niveau van een licht verstandelijke beperking (LVB). Dat is sowieso al een enorme groep, maar bij mensen met problemen (zoals psychiatrische problemen of problemen met justitie) is het aandeel nog veel groter. Loes Groenestein, senior reclasseringswerker bij NK: “Ik schat dat bij onze cliënten wel 50% een LVB heeft. Let er wel op dat je dat niet omdraait, het is dus niet zo dat de helft van de mensen met een LVB in de problemen komt! Maar ze lopen wel meer risico dan mensen zonder LVB en je ziet hen relatief vaker terug als cliënt. Ik ken de percentages van andere branches niet, maar ik denk wel dat iedereen die werkt met mensen die problemen hebben – van welke aard dan ook – alert moet zijn op LVB. Het is absoluut geen uitzondering!” Hoe komt dat eigenlijk?

Loes: “Mensen met een LVB zijn kwetsbaar. Ze kunnen moeilijk overzien wat de gevolgen van hun acties zijn. Ze reageren heel direct, heel impulsief. Als ik een mooi sieraad zie in een etalage, gaan er heel veel gedachten door mijn hoofd. Heb ik het echt nodig? Hoeveel budget heb ik nog over? Past het bij mijn kleding? Iemand met een LVB denkt misschien alleen maar: ik wil die ketting hebben. Punt. Tegelijkertijd merken ze dat de wereld om hen heen veel sneller gaat dan zij kunnen bijbenen. Ik heb zelf eens in een training over LVB gezeten waar de trainer heel terloops iets uit ging leggen aan de hand van een enorm ingewikkelde rekensom, waarbij ik volledig de draad kwijtraakte. Ik dacht: ‘Ik snap er helemaal niks van, ik hoor hier helemaal niet, dit is helemaal geen training voor mij.’ Dat deed die trainer bewust, want zo voelen mensen met een LVB zich bijna altijd. Dat is een heel onveilig gevoel. Daarnaast merken ze natuurlijk ook dat anderen op hen neerkijken. Ze maken fouten en wat ze proberen mislukt vaak. Daardoor hebben ze vaak een laag zelfbeeld.”

“Als jij dit voor mij bezorgt, geef ik jou honderd euro”

Door deze combinatie van factoren, zeker als mensen ook financiële problemen hebben door hun impulsieve keuzes, is misbruik een groot risico. Loes: “Op een gegeven moment komt er bijvoorbeeld iemand naar hen toe die zegt: ‘Als jij dit pakje voor mij bezorgt, geef ik jou honderd euro.’ Ineens hebben ze een houvast. Ze weten wat ze moeten doen, ze krijgen er geld voor, het is iets dat ze kunnen en het levert waardering op. Ze kunnen niet overzien dat ze misbruikt worden en dat dit op langere termijn grote problemen oplevert. Later komen er ook nog eens dreigementen bij. Een beloning als je het doet, in elkaar geslagen worden als je het niet doet. Middelengebruik als beloning of om je beter en zelfverzekerder te voelen, zorgt uiteraard voor nog meer problemen.”

En dan kom je vroeg of laat in contact met justitie. En met medewerkers zoals Loes: “Wat ik vooral doe in mijn werk, is advies uitbrengen aan de rechter en het Openbaar Ministerie over passende maatregelen. Bijvoorbeeld twee jaar toezicht, waarbij bewindvoering, behandeling van de verslaving en een werkstraf aan de orde kunnen zijn. Om dat rapport te kunnen maken, spreek ik de cliënt een aantal keer. Als iemand een LVB heeft, is dat natuurlijk relevante informatie.”

Het gevoel dat iemand het snapt

Een LVB is een onzichtbare beperking, maar Loes begint meestal niet blanco: “In het dossier staat vaak al dat er sprake is van een LVB. En ook kun je kijken naar vooropleiding, werk, psychologische onderzoeken en eventueel eerder gemaakte rapporten. Als er een vermoeden is van een LVB, hebben we instrumenten om dit te toetsen. Vervolgens kun je dit ook bespreekbaar maken. Hoe je dat doet, maakt een groot verschil. Als je er zelf open en zonder gêne mee om gaat, roept dat meestal ook geen schaamte op bij je cliënt. Je geeft ook aan dat het heel veel voorkomt. Sommigen voelen zich beledigd als je hen in verband brengt met LVB, maar meestal zijn ze er al bekend mee. Het kan ook het gevoel geven dat ze echt gezien worden. Dat iemand het snapt.”

Rood, oranje of groen

De straf en de voorwaarden die worden opgelegd, moeten voorkomen dat iemand terugvalt in het criminele gedrag én het middelengebruik. Dat is voor iedereen een uitdaging, maar voor mensen met een LVB nog meer. Loes: “In de eerste plaats moet je anders communiceren als er sprake is van een LVB. Binnen de verslavingsreclassering hebben we daar goede middelen voor. We zijn allemaal getraind en gebruiken bijvoorbeeld kaartjes met afbeeldingen van een rechter, een rechtbank en allerlei andere onderdelen uit de strafketen. Die kaartjes komen steeds terug in onze uitleg. Of kaartjes met een rode, oranje of groene kleur, zodat de cliënt kan aangeven hoe het bijvoorbeeld met zijn geldzaken staat. Later kun je daar dan op terugkomen: ‘Hé wat goed, vorige keer had je een rood kaartje en nu een oranje!’ Ook nemen we meer tijd en herhalen we vaker, en vragen we ook aan de cliënt om te herhalen wat we hebben uitgelegd.”

Is dat niet betuttelend? “Ja, dat risico loop je,” geeft Loes aan, “maar wij zijn daarin heel transparant. We geven ook nadrukkelijk aan: ‘Ik ben aan het zoeken naar wat jij moeilijk vindt en naar wat jij kunt, help je me daarbij?’”

Een plek waar iemand veilig kan groeien

De communicatie is niet de enige barrière, mensen met een LVB hebben vaak ook een slecht inzicht in wat ze kunnen en niet kunnen. Loes: “Ze dromen over dingen die misschien voor hen wel onbereikbaar zijn, zoals helemaal zelfstandig op een flatje wonen, of een baan die ver boven hun niveau ligt. Wat dan belangrijk is, is dat je niet gaat zeggen: dat lukt jou nooit. Het zijn hún doelen, daar moet je vanuit gaan, en vervolgens kijken naar wat dan wel kan. Als iemand volhoudt dat hij een hbo-opleiding gaat volgen, kun je bijvoorbeeld kijken naar een werkplek waar hij kan werken aan soortgelijke vaardigheden op een lager niveau. Je zegt dan: ‘Wat goed dat jij die opleiding wilt gaan doen! Dat houden we als einddoel aan. We kunnen een start maken op een plek waar je alvast kan gaan oefenen en leren om…’ Of je verleidt iemand tot het accepteren van hulp. Bijvoorbeeld door te beloven – en het dan natuurlijk ook te doen – dat je een héél leuk iemand uitkiest om de cliënt te begeleiden in de woonsituatie, en die dan ook al een keer meenemen. Je werkt met de mogelijkheden die de cliënt aan kan en je benadert hen positief: ‘Het zou zo leuk zijn als jij een keer gewaardeerd wordt op je werk! Ik denk dat dat dáár wel gaat gebeuren.’ Je zoekt naar een plek waar iemand veilig kan groeien. En als je dan echt contact kunt maken, als je een vorm van samenwerking kunt vinden en de cliënt het gevoel heeft dat er nu écht naar hem of haar geluisterd wordt, dan heb je het goed gedaan.”