“Poolse mensen helpen we niet”: hulp voor vergeten groep arbeiders

Het kan Rob Voermans, outreachend preventiewerker bij NK, nog steeds verrassen: hoe weinig respect en waardering we hebben voor arbeiders uit Midden- en Oost-Europese landen. Heel veel arbeiders uit onder meer Polen doen hier werk waarvoor we in Nederland zelf niet genoeg arbeidskrachten kunnen vinden. In slachterijen, in de bouw, in de schoonmaakbranche of op het land. Velen van hen werken hier al tien tot vijftien jaar. Maar als ze in de problemen komen, kunnen ze bijna nergens terecht. Ze raken verstrikt in het ingewikkelde net van regeltjes en richtlijnen en de taalbarrière blijkt een onoverkomelijk probleem te zijn. Dus veel hulpinstanties zeggen dan: “Sorry, maar Poolse mensen helpen we niet.”

Rob werkt bij Preventie, regio Roosendaal. Veel mensen associëren preventie met het uitgaansleven en jongeren die losgaan op drank en drugs, maar Preventie bij NK heeft ook een ‘outreachende tak’, die op zoek gaat naar mensen die in de problemen dreigen te komen. Met alweer zo’n goed Nederlands woord: casefinding. Dat zijn lang niet altijd jongeren. Rob: “Bij casefinding maakt het mij niet uit of ik op zoek ga naar vijftienjarige hangjongeren die te veel blowen, of naar veertigjarige dakloze Polen die te veel drinken. Mijn doel is ervoor zorgen dat mensen zo snel mogelijk terecht komen bij de juiste hulp. Dat is steeds weer een nieuwe puzzel.”

Geen vangnet

Bij de Poolse arbeiders – Rob heeft met name contact met Polen – is die puzzel vaak behoorlijk ingewikkeld. Rob: “Bij veel arbeiders is de huisvesting gekoppeld aan hun baan. Als ze die baan kwijtraken, staan ze dus feitelijk op straat. Sommige werkgevers zijn daar overigens wel coulant in, maar vaak is er geen enkel sociaal vangnet voor deze mensen, zoals opvang. Of het is er wel, maar het lukt hen niet er toegang toe te krijgen. Toch blijven de problemen vaak lang onzichtbaar, omdat Polen een heel hecht netwerk hebben en ze vaak een tijdje terecht kunnen bij vrienden.”

Geen hulp

De positie van deze Polen in Nederland is dus al kwetsbaar, maar door de coronacrisis is de situatie in rap tempo verslechterd. Rob: “Door de crisis raakten veel Polen ineens hun werk – en dus ook hun woning – kwijt. Nu is het lang niet zo dat alle Polen drinken, maar Polen drinken gemiddeld wel meer dan Nederlanders. Dat leidt meestal niet tot problemen met functioneren. Maar als ze dan hun werk en woning kwijtraken, kunnen ze wel snel grip verliezen op hun alcoholgebruik. Waardoor ze natuurlijk nog veel verder in de problemen raken. En omdat ze nauwelijks Nederlands of Engels spreken, is hulp voor hen nagenoeg onmogelijk. Ook bij NK kunnen ze niet terecht voor behandeling van hun verslaving. Je kunt niet met een handvol Nederlandse en Engelse woorden praten over je verslaving en onderliggende problemen en trauma’s. Als we beter voor onze arbeiders willen zorgen, zouden werkgevers hun werknemers ook Nederlands moeten leren.”

Trots en eer

Voor hulp zijn de Polen dus aangewezen op hun land van herkomst, maar dan wordt een groot cultuurverschil zichtbaar. Rob: “In Polen zijn trots en eer buitengewoon belangrijk. Iedereen met verslavingsproblemen kent het gevoel van schaamte, maar in de Nederlandse verslavingszorg richten we ons juist erg op de steun van het netwerk en betrekken we de familie zo veel mogelijk. Voor veel Polen is het absoluut ondenkbaar dat hun familie weet heeft van hun problemen. Ik heb hier brede, stoere Poolse kerels ontmoet die in huilen uitbarstten bij het idee dat hun moeder zou weten dat ze dakloos en verslaafd zijn. Ze zijn dus wel gemotiveerd om behandeling in Polen te volgen, maar in het geheim. En ze komen – soms al direct na de detox – weer terug om hier te werken. Die zeer korte behandeling is waarschijnlijk niet de beste basis voor duurzaam herstel, dus het zou echt heel goed zijn als ze hier in Nederland ook een behandeling konden volgen.”

Gesloten deuren en rigide regels

Rob zag in zijn werkgebied het aantal Polen in de problemen snel toenemen. Samen met een aantal andere ketenpartners gaven zij die signalen door aan de gemeente. Daarop is begin juni een samenwerkingsproject gestart met stichting Barka, die dakloze arbeidsmigranten helpt met werk en huisvesting, zorg, re-integratie en terugkeer naar hun thuisland. Rob: “De hulp van Barka is essentieel. Voor de samenwerking merkte ik dat ik bij mijn werk met deze groep vooral ontzettend veel obstakels tegenkwam. Deuren bleven gesloten, regels bleven rigide. Ondertussen leerde ik steeds meer Poolse mensen kennen die in de problemen waren geraakt. Het begon met eentje, maar vervolgens namen die nog veel meer vrienden en kennissen mee die ook in de problemen waren gekomen. Omdat de medewerkers van Barka zelf zowel Pools als goed Nederlands spreken en zowel de Poolse als Nederlandse cultuur en regels kennen, kunnen zij vaak goed bemiddelen.”

Hulp binnen een week

De hulp van Barka is snel, praktisch en doelgericht. Rob: “Soms regelt Barka al binnen een week dat  een vrijwilliger iemand terug naar Polen rijdt voor behandeling. Ondertussen proberen we dan hier weer werk en huisvesting te regelen. Zo ken ik een Poolse man, een intelligente, gezellige ondernemer die verschillende eigen bedrijfjes had, die na het verlies van zijn baan en een auto-ongeluk diep in de problemen kwam. Net toen hij weer was opgekrabbeld, kwam de coronacrisis, raakte hij opnieuw zijn baan kwijt en viel hij weer terug. Zo iemand loopt dan jaren te sukkelen, en door de samenwerking met Barka kan er nu dan eindelijk, en ook nog eens heel snel, hulp worden opgestart. En dat is fijn, want de situatie is vaak schrijnend.”

Ketelruimte

Dat geldt niet alleen voor de mannen, er zijn ook veel vrouwelijke Poolse arbeiders. Rob: “Zo had ik contact met een vrouw van rond de veertig die al vijftien jaar in Nederland werkt als schoonmaakster. Maar omdat ze niet begreep dat ze zich bij de gemeente moest inschrijven, kan ze geen huis huren. Ze heeft heel lang ingewoond bij een Pools echtpaar, in een soort ketelruimte waar een bed was geplaatst. Toen die mensen met pensioen gingen en weer in Polen gingen wonen, stond ze feitelijk op straat. Via haar werk kwam ze in een caravan terecht, maar omdat daar officieel geen permanente bewoning mag zijn, dreigt ze weer op straat terecht te komen. Ik probeer haar op weg te helpen, samen met stichting Barka. Voor mij ons is het zoveel makkelijker om de juiste ingang te vinden. En deze mensen worden massaal genegeerd en vergeten. Als wij haar niet helpen, wie doet het dan?”