Steun voor volwassen kinderen van verslaafde ouders: “het taboe moet er echt af”

Ook al ben je volwassen, je blijft je hele leven het kind van je ouders. Dus als je ouders psychische problemen hebben of verslaafd zijn, heeft dat een enorme impact op je leven. Veel kinderen blijven zich hun hele leven schamen voor wat er thuis gebeurde. Maar Anne wil dat taboe doorbreken. “Je kunt er zelf niets aan doen, het is belangrijk dat het in de openbaarheid komt, zodat deze kinderen de juiste hulp en steun krijgen.” Anne (25) vertelt hoe zij langzaam maar zeker haar eigen leven volledig opofferde voor haar zieke ouders. Tot het moment dat ze zei: “En nu is het genoeg.”

Anne: “Mijn vader dronk al zolang ik me herinnerde. Hij was een heel intelligente, introverte en verlegen man. Mijn moeder was kostwinner en mijn vader zorgde voor mij. Als kind vond ik het heel normaal dat mijn vader vaak een biertje nam, ook als dat al ’s ochtends was. Wel moest ik vaker voor mijn vader zorgen dan mijn leeftijdsgenoten. Gelukkig had ik een opa en oma waar ik vaak naar toe kon en waar ik wel echt kind kon zijn.

Toen de verslaving van mijn vader erger werd, ging hij wel een paar keer naar een verslavingskliniek, daar ging het dan goed, tot hij weer thuis kwam. Toen ik in de brugklas zat, gingen mijn ouders scheiden. Ik ging aanvankelijk bij mijn vader wonen, maar zijn gezondheid werd steeds slechter. Hij dronk veel, at slecht en hij viel vaak. Toen ik vijftien was, ging ik dus weer bij mijn moeder wonen.”

Politie op de stoep

“En toen ging het helemaal mis. Na een paar maanden stond er ineens politie op de stoep. Mijn vader was dood gevonden in zijn huis. Een van de agenten, die nog niet wist dat mijn moeder nog niet op de hoogte was, zei: ‘Gecondoleerd met uw ex-man.’ We weten niet precies wat er gebeurd is, zijn lichaam heeft het misschien gewoon begeven. Het was echt een enorme schok, ik kon het eerst helemaal niet geloven. ‘Hij zit vast gewoon thuis, een boek te lezen’, dacht ik vaak. Maar op andere momenten stortte ik volledig in. Ik vond het niet eerlijk, ik had helemaal geen afscheid kunnen nemen. Ik miste hem verschrikkelijk, ik was echt een vaderskindje. Ik heb vaak gedacht: had ik niet meer moeten doen, mezelf meer moeten opofferen?”

Niemand deed iets

“Het klinkt misschien vreemd, maar ik neem het mijn vader helemaal niet kwalijk dat hij zoveel dronk. Hij probeerde mij altijd te beschermen, mij er niet mee te belasten. Ik was wel erg boos op onze familie. Niemand deed iets. Wij leefden van de bijstand, zij hadden een dikke auto onder hun kont, maar ze kwamen nooit langs, behandelden ons als vreemden. Ze zijn wel op komen dagen op de begrafenis, toen vonden ze het ineens heel erg. Maar waar waren ze toen wij hen nodig hadden? Ik heb toen alle banden doorgesneden.”

Zwervers

“Mijn beeld van mensen werd door die gebeurtenissen heel negatief. Niet alleen door mijn familie, ook door omstanders. Als mijn vader naar het café ging, ging ik mee, ik speelde dan met de kinderen van de cafébaas. Als we dan terug naar huis gingen, gebeurde het vaak dat mijn vader viel. Als kind moest ik hem dan optillen, wat natuurlijk niet lukte. Ik riep dan om hulp, maar werd volledig genegeerd. Iedereen dacht dat wij zwervers waren.”

Opnieuw in de hel

“Door alles wat er gebeurd was, besloot ik mijn derde jaar op het vmbo-t opnieuw te doen, zodat ik niet zou zakken in het aankomende examenjaar. Ik ben toen afgestudeerd en ging een grafische opleiding doen. Dat was de leukste periode van mijn leven. Maar toen ging het bergafwaarts met mijn moeder, die ook steeds meer ging drinken. Het was alsof ik van de ene in de andere hel terecht kwam. Ik woonde nog steeds bij haar en ook zij had valpartijen en opnieuw werden we door niemand geholpen. Voor mij was dit veel erger dan bij mijn vader. Toen was ik een kind, mijn vader had mijn moeder om hem te helpen. Nu stond ik er alleen voor. Terwijl mijn vader zijn problemen zoveel mogelijk bij mij weg probeerde te houden, leunde mijn moeder volledig op mij, en vond ze dat ook vanzelfsprekend.”

Voortdurend in de gaten houden

“Ik zorgde langdurige periodes voor mijn moeder, moest haar voortdurend in de gaten houden. Ik moest alles regelen, haar oprapen, instanties bellen, voor haar zorgen. Ik heb wel eens gedacht: ‘Zo hoeft het voor mij niet meer.’ Toen voor de zoveelste keer een ambulance naar ons huis moest komen, zei de ambulancebroeder tegen mij ‘Jij bent dus de mantelzorger.’ Voor mij was dat een nieuw idee, ik dacht dat mantelzorgers mensen waren die af en toe in een bejaardenhuis met de bewoners gingen wandelen, een kopje thee dronken met hulpbehoevenden. Deze man vroeg: ‘Hoe gaat het met jou?’ en pakte in het ziekenhuis ook een stoel voor mij. Ik moest bijna huilen door die vriendelijkheid, ik was het zo gewend om mezelf volledig weg te cijferen.”

Niet opkroppen

“Via de huisarts hoorde ik van hulpgroepen voor kinderen van psychisch zieke en verslaafde ouders. Vorig jaar kwam ik terecht bij zo’n gespreksgroep. Dat was zo fijn. Het was heel ongedwongen, en voor het eerst kon ik mijn verhaal vertellen, vond ik herkenning, steun en bevestiging van mensen die hetzelfde hadden meegemaakt. Toen besefte ik ook dat ik het niet moest blijven opkroppen, want daar ging ik aan kapot. En ook realiseerde ik me dat zolang ik bij mijn moeder bleef, ik zou blijven opdraaien voor haar zorg. Er kwam niemand, want ik was er. Dat heeft me gesloopt.

Ik heb toen een ander huis voor haar gezocht en eindelijk kwam er een goede regeling voor mijn moeder, met hulp aan huis. Ik kan nu mijn eigen leven opbouwen, mijn werk, vrienden, sport. Ik ben nog contactpersoon, maar ik word niet meer 24 uur per dag met de problemen geconfronteerd. Ik ben er klaar mee, ik moet wel. Natuurlijk was dat moeilijk, je voelt je als kind verantwoordelijk, maar de hulpverleners die er toen gelukkig wél waren, en de begeleiders van de gespreksgroep, gaven me de kracht om door te zetten.”

Achter de voordeur

“Met mijn verhaal hoop ik mensen te bereiken die zelf ook in deze shit zitten. Je moet echt niet in je eentje met je verhaal blijven lopen, het geeft je kracht en energie om het eruit te gooien. Daarna kun je weer verder. Het taboe moet er echt af, het gebeurt nu allemaal achter de voordeur. Er moet aandacht zijn voor het kind, en niet meteen jeugdzorg, want geen enkel kind wil het huis uit. Mijn verhaal is dus ook een oproep voor hulpverleners: let ook op het kind! Ga er niet van uit dat het met het kind goed gaat als de ouder of omgeving zegt: ‘Oh het gaat prima, mijn kind haalt alleen maar tienen op school.’ Ik was ook zo’n overpresteerder en ik kan je zeggen: het gaat vaak niet goed. Als er sprake is van een verslaving, is het kind vaak ook beschadigd.”

Steun in de KOPP/KOV-groepen

Er zijn KOPP/KOV-groepen (groepen voor kinderen van ouders met psychische problemen of een verslaving) door heel Brabant en voor alle leeftijdscategorieën, zowel kinderen als volwassenen. Neem contact op met preventie@novadic-kentron.nl voor meer informatie.