De geschiedenis van de verslavingszorg: van geitenwollensokken tot de molenstenen van de over-professionalisering

Toen Cor Verbrugge (naar eigen zeggen “al 102 jaar in dienst bij NK”) in de verslavingszorg kwam werken, arriveerde hij op een historisch moment. Nou ja, het is nog niet precies 102 jaar geleden… Was Cor wél in 1920 begonnen (hij is nu onderzoeker bij NK), dan had hij wellicht gewerkt bij het Leger des Heils, die in 1900 de eerste opvanglocaties voor alcoholverslaafden opende, of bij de Volksbond tegen Drankmisbruik. Sinds de industriële revolutie was het misbruik van alcohol enorm toegenomen. Maar waar ‘dronkaards’ aanvankelijk werden gestraft en naar werkinrichtingen werden gestuurd, zag men vanaf eind 19e eeuw steeds meer in dat de belabberde leefomstandigheden van arbeiders een belangrijke oorzaak waren van de vlucht in drank, en dat verslaafden niet gestraft, maar geholpen moesten worden.

Maar die eerste jaren (hoe boeiend ook) slaan we even over, want Cor begon ‘pas’ in 1980 als leerling-verpleegkundige bij een van de voorlopers van NK, nog nét op tijd om de nadagen van de Therapeutische Gemeenschap mee te maken. In feite was de professionele verslavingszorg toen nog helemaal niet zo oud. Vanaf de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werden drugs pas een maatschappelijk probleem en werden, eerst in Amerika en later in Nederland, de drugsvrije  Therapeutische Gemeenschappen (TG’s) opgericht, op initiatief van mensen die zelf hersteld waren van een verslaving. ‘Drugsvrij’ betekende hier overigens ook: geen ondersteunende medicatie.

Je huilend in de armen van de hulpverlener werpen

Cor: “De TG was eigenlijk de eerste verslavingskliniek. Verslaving werd toen gezien als aangeleerd gedrag dat je ook weer kon afleren. Daarvoor moest je persoonlijkheid eerst helemaal worden ‘ingeleverd’. Je moest je als verslaafde zo ongeveer huilend in de armen van de hulpverlener storten om opgenomen te worden. Als persoon begon je vanuit de ‘naakte waarheid van wie je bent’. Bijna letterlijk, want persoonlijke items werden ingeleverd: vrouwen mochten bijvoorbeeld geen make-up of sieraden dragen, mannen ontdeden zich van snorren en baarden. De hiërarchie was heel strikt, je begon bij nul en zo klom de cliënt binnen de TG-hiërarchie geleidelijk op, totdat hij of zij uiteindelijk ‘gradueerde’.”

TG Leefdael actie Samen in de leefgemeenschap

Mocht dit de indruk wekken dat dit feitelijk een verhulde strafkolonie was, dan wil Cor dat meteen weerleggen: “Nee, zeker niet! Ja, er waren strenge regels, maar de gedachte was: je bent een leerling en dat mag ook. Samen bouwen we je persoonlijkheid weer op, zodat je bestand bent tegen verleidingen. De hechting in de groep was heel sterk, als medewerker deed je ook aan alles mee, eten, koken, poetsen, sporten. Je zat niet ’s ochtends met je collega’s in een aparte ruimte te overleggen, je maakte volledig deel uit van de leefgemeenschap. En als iemand de TG verliet, dan was dat een emotioneel moment dat je samen vierde, met speeches en afscheidsrituelen. De hulpverleners waren voornamelijk geitenwollensokkentypes. Ervaringsdeskundigen hadden in die tijd binnen de teams al een belangrijke functie als identificatie- en rolmodel voor de leefgroep.”

De Junkiebond

Eind jaren tachtig stierf de drugsvrije TG een langzame dood. Althans in Nederland, want in België is het nog altijd een gewaardeerde behandelvorm. Cor: “Het was, simpel gezegd, te duur. Het was een langdurige behandeling en de effectiviteit was onduidelijk. Dus de overheid trok de stekker eruit. Tegelijkertijd pleitten veel professionals ook voor meer afstand tussen hulpverlener en cliënt, zodat met meer objectiviteit naar de problemen gekeken kon worden. Ondersteunende medicatie werd meer geaccepteerd, zoals afbouwen met methadon. En ook cliënten organiseerden zich en eisten meer en betere hulp, met meer ‘smaken’ dan de eenheidsworst van de TG, die alle patiënten wilde renoveren tot volledig abstinente modelburgers. De Junkiebond zette zich bijvoorbeeld in voor medisch-sociale hulp en veilige faciliteiten voor chronische verslaafden.”

Hersenonderzoek

De TG maakte plaats voor gespecialiseerde klinieken en poliklinieken en in de visie op en kennis over verslaving vond een revolutie plaats. Cor: “De verslavingszorg kreeg een meer medisch karakter. Voorheen werd verslaving gezien als ‘moreel probleem’. Je moest de verslaafde confronteren, ervan overtuigen dat hij of zij een probleem had, en na die ‘interventie’ stond hij of zij dan open voor jouw ‘deskundige’ mening over de juiste aanpak. Maar nu werd, onder meer door hersenonderzoek, verslaving steeds meer gezien als een aandoening, als een hersenziekte. Ook werd geijverd voor  programma’s als Resultaten Scoren, die de resultaten van behandelmethodes en de inzet van medicatie onderzochten.”

Meer mensen in korte tijd beter geholpen

Behandelingen werden effectiever en specifieker voor verschillende groepen. Cor: “Voorheen liet de hulpverlener zich leiden door persoonlijke betrokkenheid en de groepsprocessen. Nu werkten hulpverleners meer volgens gedifferentieerde behandelprotocollen die bewezen resultaat hadden, zoals cognitieve gedragstherapie. Daardoor werd de kwaliteit van de zorg op individueel niveau veel beter en konden meer mensen in kortere tijd beter geholpen worden.”

De schaduwzijde van professionele zorg

Deze ontwikkeling had echter een schaduwzijde, aldus Cor: “De verslavingszorg werd steeds professioneler, maar ook steeds bepalender en minder flexibel. De cliënt kwam soms tussen de molenstenen terecht van de over-professionalisering: je moest ook maar net precies in dat ene protocol passen. En natuurlijk is het belangrijk dat je afspraken maakt over behandelmethoden en die vastlegt, zodat elke cliënt de beste behandeling krijgt die er is. Protocollen zijn nodig, maar welke waardering geef je eraan? De behandelmethode is belangrijk, maar minstens zo belangrijk voor je herstel is en blijft de ‘klik’ met je hulpverlener: voel je je serieus genomen, voel je je gehoord? Het laatste decennium is er dan ook een tegenbeweging ontstaan die de cliënt nadrukkelijk centraal zet: de herstelondersteunende zorg. In het begin werd die vooral gedragen door ervaringsdeskundigen, maar inmiddels is het de behandelvisie van heel NK: als hulpverlener draag jij bij aan de doelen van de cliënt zelf.”

Transdiagnostisch en onbewust

En zo zijn we bij het heden aangekomen. En de toekomst? Cor: “Ik denk dat er nog meer aandacht gaat komen voor de hele mens, nu ligt de focus nog vooral op de problemen, niet zozeer op sterke kanten en talenten. Ook gaan we beter kijken naar diagnoses. Een aantal aandoeningen gaan we ‘transdiagnostisch’ bekijken. Zo komen depressie en angst vaak voort uit andere oorzaken en diagnoses, zoals ADHD of autisme. En een derde boeiende ontwikkeling is dat we steeds meer gaan bekijken hoe we psychische problemen kunnen behandelen met methodes die meer op onbewuste processen zijn gericht. We doen bijvoorbeeld nu onderzoek naar het hertrainen van automatische, onbewuste aandacht voor alcoholprikkels. Maar ook de inzet van virtual reality is een mooi voorbeeld.”

Allemaal ervaringsdeskundigen

En dan is er ten slotte nog één belangrijke ontwikkeling waar Cor op hoopt: destigmatisering. Cor: “Nog steeds krijg je een enorm zwaar label als je verslaafd bent geweest. Maar feitelijk is er helemaal niet zo’n groot verschil tussen lichamelijke en psychische problemen, of tussen hulpverleners en cliënten. We hebben allemaal onze sterke kanten en onze gevoeligheden, en we zijn allemaal op een bepaald gebied, op onze eigen manier, ervaringsdeskundig.”

Meer artikelen lezen? Klik hier!